Huidkanker algemeen

Huidkanker is de meest voorkomende soort kanker in Nederland. Dit geldt zowel voor mannen als vrouwen. Huidkanker wordt naar schatting bij ongeveer 80.000 mensen per jaar vastgesteld. Dit aantal stijgt nog steeds. Bij veel patiënten met huidkanker is de ziekte mede ontstaan door teveel blootstelling aan ultraviolette straling (UV-straling in o.a. zonlicht), echter ook bepaalde erfelijke lichamelijke kenmerken, zoals bijvoorbeeld een licht huidtype, kunnen bijdragen aan het ontstaan van huidkanker. Soms kan huidkanker uitzaaien. Via de lymfe komen kankercellen dan terecht in de regionale lymfeklieren en groeien daar uit tot uitzaaiingen. De regionale lymfeklieren in de hals en voor het oor zijn de lymfeklieren waar uitzaaiingen van een huidtumor in het hoofd en hals gebied als eerste terecht komen.

Twee vormen van huidkanker komen het meest voor: het basaalcelcarcinoom (72%) en het plaveiselcelcarcinoom (16%). Samen vormen zij ongeveer 88% van de huidtumoren.

Het melanoom komt bij ongeveer 11% van de patiënten met huidkanker voor. Zeldzame huidtumoren zoals merkelcelcarcinoom, Kaposisarcoom, huidadnexcarcinoom of dermatofibrosarcoom komen in ongeveer 1% van de patiënten voor.

Basaalcelcarcinoom

Het basaalcelcarcinoom is de meest voorkomende vorm van huidkanker. Het kan overal ontstaan, maar komt het meest voor in het gezicht en op het (kale) hoofd (de zon beschenen huid). Tumorgroei begint meestal als een glad, glazig knobbeltje. Dit groeit heel langzaam. Soms zijn daarin verwijde bloedvaatjes te zien. Na een tijd ontstaat in het midden een zweertje en daaromheen een rand met een parelachtige glans. Het heeft een korstje dat makkelijk open te halen is. Soms valt het korstje eraf.

Het basaalcelcarcinoom is de minst kwaadaardige vorm van huidkanker, zaait bijna nooit uit en geeft weinig klachten. Toch is het belangrijk ook een basaalcelcarcinoom grondig te behandelen. Wordt er niets aan gedaan, dan kan het dieper de huid ingroeien. Het kan dan de weefsels onder de huid aantasten, zoals kraakbeen en botweefsel, of doorgroeien naar andere belangrijke organen zoals het oog of de gehoorgang.

Plaveiselcelcarcinoom

Het plaveiselcelcarcinoom is de tweede meest voorkomende huidkanker. Het ontstaat in de bovenste laag van de huid: de opperhuid. Het plaveiselcelcarcinoom kan overal op uw lichaam voorkomen, maar voornamelijk op plaatsen die veel in de zon zijn geweest, zoals huid van de schedel en nek, gezicht, oren, lippen, bovenkant handen, onderkant armen en benen. Meestal begint een plaveiselcelcarcinoom als een bleekroze, ruw knobbeltje. Soms met een schilferig wit plekje in het midden. Het knobbeltje wordt langzaam groter en doet soms pijn. Een plaveiselcelcarcinoom kan er ook uitzien als een kleine wond die langzaam groter wordt.

Een plaveiselcelcarcinoom ziet er vaak anders uit dan een basaalcelcarcinoom. Het heeft niet de parelachtige glans en de verwijde bloedvaatjes van het basaalcelcarcinoom. Het groeit vaak ook sneller. Een plaveiselcelcarcinoom kan uitzaaien als het niet behandeld wordt.

Ongeveer 10-20% van alle plaveiselcelcarcinomen zaait uit. Dat gebeurt meestal via de lymfeklieren in de buurt van de tumor. Soms wordt daarom een echografie van de hals uitgevoerd om de lymfeklieren te laten beoordelen. Indien nodig kunnen er door een punctie cellen uit de lymfeklieren genomen worden door de radioloog voor weefselonderzoek, dit is echter relatief zeldzaam.

Melanoom

Het melanoom is een vorm van huidkanker die ontstaat in de pigmentcellen. Deze pigmentcellen heten ook wel melanocyten. Ze bevinden zich in de opperhuid. Melanomen komen in Nederland steeds vaker voor. Melanoom betekent letterlijk: zwart gezwel. Vaak zat er op die plek al een moedervlek. Een melanoom kan doorgroeien in de diepere lagen van de huid en heeft een sterke neiging tot uitzaaien. Melanomen kunnen overal op de huid zitten, maar hebben wel voorkeur voor bepaalde plekken. Bij vrouwen komen melanomen vaker voor op de benen. Bij mannen vooral op de rug. Maar melanomen komen ook voor op armen, in het hoofdhalsgebied en op delen die nooit in de zon komen zoals voetzolen, handpalmen en slijmvliezen.

Veranderingen in de huid die kunnen wijzen op een (beginnend) melanoom, ontstaan vaak in al aanwezige moedervlekken. Deze veranderingen in een moedervlek zijn het dikker en/of groter worden, verandering van kleur, verandering van vorm of jeuk. Verschijnselen die wat later kunnen optreden zijn pijn of bloeden van een moedervlek of een zweertje of korstje op een moedervlek. Daarnaast kan zich in een ‘gave’ huid een melanoom vormen. In eerste instantie lijkt dit melanoom op een nieuwe moedervlek. Maar deze pigmentvlek blijft groeien en gaat op den duur ook de veranderingen vertonen die hierboven zijn vermeld.

Behandeling basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom

In de meeste gevallen is een operatie de behandeling van eerste keus. Vaak zal de behandelend chirurg de tumor onder plaatselijke verdoving verwijderen (excisie). Hierbij snijdt hij een randje gezonde huid mee (marge) om er zeker van te zijn dat hij alle tumor verwijdert. Bij grotere tumoren en/of tumoren met een agressieve groeiwijze zal hij meer huid weghalen. Het kan zijn dat de chirurg de wondranden dan niet bij elkaar krijgt omdat de wond te groot is. Een reconstructie kan dan nodig zijn om de wond te sluiten. Dit gebeurt vaak met een huidtransplantatie.

Bij een huidtransplantatie plaatst de arts een stukje huid van een andere plaats van het lichaam op de wond. Voor plaatsen in het gezicht gebruikt hij hiervoor meestal huid van de hals of van het been. Later kan ook nog een meer uitgebreide reconstructie plaatsvinden. Een patholoog onderzoekt de snijranden van het weggesneden weefsel onder de microscoop. Vindt hij nog tumorcellen in de rand van het verwijderde weefsel, dan is meestal een tweede operatie nodig om er zeker van te zijn dat de kanker volledig verwijderd is.

In sommige gevallen wordt gekozen voor bestraling (radiotherapie). Deze specifieke gevallen zal de chirurg met u bespreken.

Behandeling melanoom

Bij vermoeden op een melanoom is weefselonderzoek nodig. Bij vermoeden hierop moet het plekje in zijn geheel, met een marge van 2 mm worden verwijderd. Deze ingreep noemt men een diagnostische excisie: verwijdering van een stukje weefsel met de bedoeling de diagnose te stellen en dieptegroei te bepalen. Pas als de uitslag van het weefselonderzoek bekend is, weet de behandelend arts welk type melanoom het is. Meestal worden uitzaaiingen als eerste in de regionale lymfeklieren ontdekt.

Bij melanomen kunnen uitzaaiingen ook ontstaan door de vorming van zogenoemde satellieten, dit zijn kleine uitzaaiingen in de huid rondom (het litteken van) de oorspronkelijke tumor. Nadat de uitslag van het weefselonderzoek bekend is wordt het litteken van de eerdere ingreep voor de zekerheid samen met een deel van het omliggende, gezonde weefsel verwijderd. Het opnieuw verwijderen van een stukje weefsel heet daarom re-excisie of definitieve excisie. Hoe dikker het melanoom, hoe meer gezonde huid de arts weghaalt. Het kan ook nodig zijn een schildwachtklier procedure te verrichten. Hierbij wordt de klier verwijderd, die als eerste lymfevocht uit de tumor opvangt. Door deze te onderzoeken kan onderzoek gedaan worden naar uitzaaiingen.