speekelklieren-biologischgedrag

Hieronder vind u een korte omschrijving van het gedrag van enkele van de meest voorkomende goedaardige en kwaadaardige speekselkliertumoren:

Pleiomorf adenoom:

Meest voorkomende benigne tumor van de parotis (70-80%), veelal in de oppervlakkige kwab. (parotis : submandibularis : sublingualis = 100 : 10 : 1). Heeft een langzaam progressief verloop en kan (zeldzaam) maligne ontaarden. Komt op alle leeftijden voor, met een piek tussen de 40-60 jaar. Multipele lokalisaties komen vrijwel uitsluitend bij een recidief voor. Na adequate chirurgische resectie treden locale recidieven treden bij 1-4% op, pas na 10 tot 20 jaar. Metastasen zijn beschreven, doch zeer zeldzaam. Maligne ontaarding (carcinoom ex pleiomorf adenoom) is zeldzaam en komt vaker vaar als de tumor langer bestaat (9.5% bij > 15 jaar).

Warthin tumor:

Tweede meest voorkomende benigne tumor van de parotis (5-10%). Zeldzaam in de andere lokalisaties. Komt vooral bij mannen voor. Heeft een langzaam progressief verloop doch kan,
door infectie, plots in grootte toenemen. In 10-15% zijn multipele lokalisaties aanwezig (in ipsi/contra laterale parotis). Maligne ontaarding komt vrijwel niet voor. Locale recidieven zijn zeldzaam na adequate excisie.

Mucoepidermoïd carcinoom:

Meest voorkomende maligne tumor. Er zijn meerdere graderings systemen om binnen deze tumoren hooggradige en laaggradige tumoren te onderscheiden. Gradering van mucoepidermoid carcinomen zegt allleen iets over de tumoren uitgaande van de parotis. Mucoepidermoid carcinomen van de kleine speekselklieren moeten altijd als hooggradig beschouwd worden. Overheersen van mucineuze cellen of >10% cysten wijzen in de parotis op lage tumor graad (lage graad: 6-12% recidief en geen metastasen vs hoge graad: recidief 50%, metastasen 70-80%). De stagering en radicaliteit van de operatie is ook bepalend voor lokale recidivering en prognose.

Acinic cel carcinoom:

Komt vooral voor in de parotis, soms bilateraal. Deze tumoren kunnen metastaseren (16-19%) soms pas na vele jaren. Maar er is vooral een kans op lokaal recidief. Dit laatste soms met een interval van 30 jaar. Er worden meerdere celtypen en groeipatronen onderscheiden die geen prognostisch belang hebben. Het stadium is van prognostisch belang.

Adenoïd cysteus carcinoom:

Er zijn drie typen van groeiwijzen (glandulair, tubulair en solide) met neiging tot infiltratieve, perineurale groei en een slechte begrenzing. Met name de adenoid cysteuze carcinomen met een solide groeiwijze hebben een ongunstiger klinisch beloop. Het beloop is meestal langzaam progressief en hoewel locoregionale controle vaak mogelijk is, metastaseren 30-50% van deze tumoren op de lange duur, zelfs na vele jaren, naar longen en bot. Het tumor stadium en de radicaliteit van de operatie zijn prognose bepalend.

Maligne lymfoom:

Dit kunnen zowel lokalisaties van de ziekte van Hodgkin (15%) als van een non-Hodgkin lymfoom (85%) betreffen. Bij het NHL zijn het vaak MALT (Mucosa Associated Lymfoid Tissue) lymfomen maar alle maligne lymfomen kunnen in de speekselklier voorkomen. Het MALT lymfoom neemt een speciale plaats in omdat deze tumoren soms chirurgisch kunnen worden behandeld. Patienten met de ziekte van Sjogren hebben een hogere kans op een NHL van de parotis (40x). Dit is dan vaak een zeer indolente vorm die geen behandeling behoeft.

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items -  0,00