speekselklieren-behandeling

Benigne tumoren:

Indien klinisch onderzoek en cytologie op een benigne tumor wijzen, is de aangewezen behandeling een (partiele) oppervlakkige parotidectomie voor oppervlakkig gelegen parotis tumoren en een totale conservatieve parotidectomie voor diepe tumoren. Het doel is de tumor volledig te verwijderen; bedekt door een laagje normaal weefsel indien mogelijk. Hierbij wordt de N. Facialis (of enkele takken) antegraad of retrograad opgezocht, vrijgeprepareerd en gespaard. De N. Auricularis Magnus kan soms deels worden gespaard, doch het nut hiervan is omstreden. Bij het pleiomorf adenoom verdient het aanbeveling peroperatief vriescoupe onderzoek van de subdigastrische klieren te laten uitvoeren omdat de cytologie niet volledig betrouwbaar is. Een benigne tumor van de overige lokalisaties wordt eveneens chirurgisch behandeld (extirpatie glandula submandibularis / suprahyoidale dissectie, etc).

Na macroscopisch en microscopisch volledige resectie is er geen plaats voor radiotherapie. Bij een onvolledige resectie of contaminatie van het operatieveld bij een pleiomorf adenoom is re-excisie en/of radiotherapie meestal geïndiceerd. Ook na chirurgische behandeling van een recidief zal in principe postoperatieve radiotherapie moeten plaatsvinden.

Primaire Maligne Tumoren:

Indien klinisch onderzoek en/of cytologie wijzen op maligne tumor is de verdere behandeling afhankelijk van de TNM-classificatie. Indien operabel is een chirurgische resectie altijd geïndiceerd (parotidectomie: partiëel oppervlakkig, near total, radical, level II). De behandeling van tumoren van de accessoire speekselklieren moet van geval tot geval bekeken worden. Deze worden geclassificeerd volgens de criteria van sublokalisaties van plaveiselcelcarcinomen (UICC 1997).

Bij ongestoorde functie van N VII altijd proberen deze zenuw te sparen. Indien de zenuw verantwoord uitgeprepareerd kan worden is microscopische irradicaliteit acceptabel indien adjuvante radiotherapie volgt. Bij preoperatieve parese c.q. paralyse zal de betrokken zenuwtak(ken) meestal moeten worden opgeofferd. Bij opofferen van de N VII, dient zo mogelijk (o.a. jonger dan 70 jaar) primaire zenuwreconstructie plaats te vinden. Hiervoor kan frequent de N.Auricularis Magnus / Suralis worden gebruikt. Secundaire statische reconstructie (implantatie goudgewichtje, etc) kunnen nuttig zijn voor esthetische revalidatie (zie nervus facialis op onze website). Bij een resectie van de overliggende huid, kan het defect gereconstrueerd worden met een split-skin graft, een full-thickness skin graft, een lokale transpositielap of een vrije gerevasculariseerde lap, afhankelijk van de grootte en lokalisatie van het defect.

Halsklieren:

Preoperatief wordt de hals middels palpatie en echogeleide punctie geëvalueerd. Indien dit onderzoek positief is wordt een radicaal (gemodificeerde) halsklierdissectie verricht. Indien de echogeleide punctie negatief is wordt (zoals bij een pleiomorf adenoom) vriescoupe-onderzoek van de subdigastrische lymfklieren (niveau II) verricht. Indien positief wordt vervolgens alsnog een radicaal (gemodificeerde) halsklierdissectie verricht. In vrijwel alle gevallen vindt adjuvante radiotherapie plaats.

Radiotherapie:

Na chirurgische behandeling van maligne tumoren is postoperatieve radiotherapie nodig in geval van: halskliermetastasen, tumoren groter dan 4 cm, T3-4 tumoren, N. facialis invasie, extraglandulaire uitbreiding, perilymphatische uitbreiding, hoge graad maligniteit tumoren (adenocarcinoom, graad 3 mucoepidermoid carcinoom, salivary duct carcinoma, plaveiselcarcinomen, melanomen). Ook bij adenoid cysteuze carcinomen of wanneer er sprake is van een krap radicale resectie of diepe kwab uitbreiding is radiotherapie geïndiceerd. Kleine laag-gradige carcinomen zoals acinic cel carcinoom, low grade mucoepidermoid carcinomen en epitheliaal myoepitheliaal carcinomen hoeven meestal niet bestraald te worden. De waarde van comcommitantechemotherapie is niet bewezen.

Follow-up:

Patiënten met maligne speekselklier tumoren worden 5 jaar gecontroleerd met oplopend interval (1e jaar ieder 3 maanden, 2e jaar iedere 4 maanden, 3e jaar iedere 6 maanden, daarna om het jaar. Adenoid cysteuze carcinomen: vanaf 5e jaar 1x per jaar.
Patiënten met benigne tumoren kunnen na goede uitleg over Frey syndroom, kans op recidieven, neurinomen, etc. na enkele maanden worden ontslagen. Bestraalde patiënten blijven zo nodig onder jaarlijkse controle i.v.m. de kans op locale problemen op de lange termijn.

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items -  0,00